De kabouters en de les van het speentje
Kleine prins Groenhart was tweeënhalf jaar oud toen er iets heel geheimzinnigs gebeurde.
De kleine prins had een speentje. Zo’n tutje, weet je wel? Zo’n doorzichtig dingetje dat je in je mond stopt en op zuigt. Het deed hem denken aan de momenten waarop hij vredig in slaap viel aan mama’s borst. Weliswaar zonder haar warme lijf en kalmerende hartslag erbij, maar toch… het gaf hem troost.
Op een avond, toen het tijd was om naar dromenland te gaan, liep hij samen met mama naar zijn kamer. Mama wilde het speentje pakken, maar… het was spoorloos verdwenen.
Ze zochten samen. Achter het bed. Onder het bed. Tussen de boeken. Tussen de tekeningen. Bij de lego. Bij de monstertrucks. Nergens.
Prinsje Groenhart keek verdrietig omhoog. Zijn lipje begon te trillen en de tranen prikten achter zijn ogen. Hoe moest hij nu weg-tuttelen naar zijn droomland?
Mama hurkte naast hem en sloeg troostend een arm om hem heen. Ze stelde voor:
“Zullen we de kabouters vragen of ze je speentje kunnen terugtoveren?”
“Ja!” riep de kleine prins, meteen enthousiast.
“Zeg mij maar na,” zei mama. “Kabouters, willen jullie mijn speentje helpen vinden?”
“Kabouters,” herhaalde de prins, “willen jullie mijn speentje helpen vinden?”
Heel even was het stil. Toen klonk er een piepklein stemmetje: “Ja.” Het kwam van bij de deur.
Prinsje Groenhart sprong op en… ja hoor! Daar lag zijn speentje, naast de deurpost, op de grond. Een warme golf van blijheid stroomde door zijn kleine lijfje.
Hij stopte het speentje in zijn mond, klom zijn bedje in en zuchtte tevreden. “Top geregeld,” dacht hij.
Mama glimlachte. “Zullen we de kabouters bedanken?”
“Dankjewel kabouters!” riepen ze samen.
Mama begon te zingen:
Heerlijk land van jouw dromen, Daar waar je elke nacht heen gaat. Daar kan je heel wat beleven, Daar word je echt nooit moe.
Droomland, droomland, Oh, verlang jij ook naar dromenland? Reis je daarheen, ga met me mee, Heerlijk naar jouw heerlijke droomland.
En als je daar bent aangekomen, Kan je vliegen over bergen en bomen. Ontmoet je daar al je helpers, Die met jou werken aan je dromen.
Droomland, droomland, Oh, verlang jij ook naar dromenland? Daar is het fijn, daar wil je zijn, Heerlijk naar jouw heerlijke droomland.
Met zijn knuffeldier in zijn armen en mama’s stem in zijn hart, viel prinsje Groenhart in een diepe slaap.
De volgende avond gebeurde het weer. Het speentje was opnieuw verdwenen. Maar Groenhart herinnerde zich wat ze de vorige keer hadden gedaan.
“Laten we de kabouters vragen!” riep hij blij.
Mama knikte. “Goed idee!”
“Kabouters,” zei Groenhart, “willen jullie mij helpen met het speentje terugvinden?”
Even was het stil.
“Misschien hebben ze me niet gehoord,” dacht hij. “KABOUTERS! Willen jullie me helpen?!”
En daar, vanuit de badkamer, klonk een piepstemmetje: “Ja hier!”
Groenhart rende ernaartoe. En ja hoor — daar lag het speentje, precies op de rand van het bad.
Vol vreugde stopte hij het in zijn mond en vertrok opnieuw naar dromenland.
Maar op de derde avond was het speentje weer verdwenen. Ze zochten. Ze vroegen. Ze wachtten. Geen kaboutergeluid. Geen speentje.
Mama keek hem zacht aan. “Soms moet je iets loslaten om iets nieuws te kunnen beleven. Ga maar lekker slapen. Ik zoek nog wel even verder als jij vertrokken bent — dan hoor ik de kabouters vaak beter.”
Prinsje Groenhart slikte. Het was spannend… slapen zonder speentje. Maar met zijn knuffeldier stevig tegen zich aan en mama’s lied in zijn oren, sloot hij zijn ogen.
Die nacht werd hij opgepikt door een groene draak. Ze vlogen samen boven een prachtig landschap. In het midden stond een grote boom die licht gaf in het donker. Ze vlogen over bergen, rivieren, bossen en wolken.
Ondertussen liep Sephone, de mama van Groenhart, naar de koelkast om wat lekkers te pakken. Ze opende de deur en… haar mond viel open van verbazing. Tussen een kromme komkommer en groene bonen lag het speentje! Ze lachte hardop. “Bedankt heren kabouters, dit is wel een hele grappige plek!”

De draak bracht Groenhart de volgende ochtend zachtjes terug naar zijn bed. Met zijn knuffeldier onder zijn arm en een glimlach op zijn gezicht werd hij wakker. De vogels floten. De zon scheen. En Groenhart had iets nieuws beleefd in dromenland.
Hij vertelde alles in geuren en kleuren aan mama. Die avond, toen ze hem weer naar bed bracht, liet mama hem het speentje zien.
“Je hebt vannacht zonder geslapen. En weet je wat er toen gebeurde?”
Groenhart knikte. “Ik vloog op een draak!”
Mama keek hem trots aan. “Denk je dat je het nog een keer durft, zonder speentje?”
“JA!” zei Groenhart stellig.
En vanaf die dag ging prinsje Groenhart nooit meer met speentje naar bed. Dankzij de kabouters wist hij nu:
Soms moet je iets loslaten… om iets nieuws te beleven.